De Standaard, krant van 16 februari 2015:
“Precies vijf jaar geleden negeerde in Buizingen een trein het rode stoplicht en botste er op een andere trein, met een ravage tot gevolg. Negentien mensen lieten het leven, 162 mensen raakten gewond.”
Vorige zaterdag werd in Buizingen de spoorramp van Buizingen herdacht. Op 15 februari 2010 reden omstreeks 08.30 uur twee reizigerstreinen quasi frontaal op elkaar in. De tol was zwaar: 18 mensen lieten het leven. Voor 15 mannen en 3 vrouwen, waarvan één hoogzwangere vrouw, eindigde hier hun laatste rit.
Reeds onmiddellijk na het ongeval ging men er van uit dat de stoptrein uit Leuven richting ‘s-Gravenbrakel, een rood licht had genegeerd. Deze stelling werd alvast tijdens een persconferentie kort na het spoorwegongeval verkondigd door Lodewijk De Witte, gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant. In de pers was er kort na het spoorongeval sprake van acht getuigen die het ongeval zouden hebben zien gebeuren.
Provinciegourverneur Lodewijk De Witte werd daarvoor trouwens teruggefloten : “De communicatie na de treinramp in Buizingen verliep gisteren behoorlijk helder en snel. Inzake de oorzaak té snel, vinden de NMBS, netwerkbeheerder Infrabel en minister van Overheidsbedrijven Inge Vervotte (CD&V)” (De Standaard van 16/02/2010).
In mei 2012 verscheen een rapport van het “Onderzoeksorgaan voor Ongevallen en Incidenten op het Spoor” (OOIS), een onafhankelijk orgaan in de schoot van de Federale Overheidsdienst (FOD) Mobiliteit en Vervoer “dat werd opgericht om bij te dragen aan de veiligheid op het spoor. Het is een orgaan opgericht om veiligheidsonderzoeken uit te voeren na een spoorwegongeval of -incident”… “Het Onderzoeksorgaan is functioneel onafhankelijk van de veiligheidsinstantie, van elk orgaan voor spoorwegregelgeving of van elke andere instantie waarvan de belangen in strijd zouden kunnen zijn met de onderzoeksopdracht” is te lezen op de website van de FOD Mobiliteit en Vervoer.
Dat rapport gaat er onomwonden van uit dat de treinbestuurder van de trein uit Leuven een rood sein is voorbijgereden. Het hele OOIS-rapport is trouwens op deze stelling geschoeid. Maar tegelijk houdt het OOIS een slag om de arm want in een soort voorwoord onderaan pagina drie stelt dit rapport: “Elk gebruik van dit verslag voor een ander doel dan ongevallenpreventie – bijvoorbeeld voor het bepalen van verantwoordelijkheden en a fortiori van individuele of collectieve schuld – zou volledig in strijd zijn met de doelstellingen van dit verslag en de methodes die gebruikt werden voor het opstellen ervan, de selectie van de verzamelde feiten, de aard van de gestelde vragen en de concepten waarvan het gebruik maakt en waaraan het begrip verantwoordelijkheid vreemd is. De conclusies die dan getrokken zouden kunnen worden, zouden bijgevolg een misbruik vormen in de letterlijke betekenis van het woord”.
Of om het met andere woorden te stellen: uit dit rapport mogen geen juridische conclusies worden getrokken. Al is zoiets natuurlijk moeilijk vol te houden wanneer men een volledig veiligheidsrapport aan die ene hypothese ophangt. Anderzijds kan niet onvermeld blijven dat de gecontesteerde treinbestuurder, die altijd heeft ontkend dat hij het rode licht negeerde (De Standaard van 18/02/2010 en van 07/05/2012), niet door de onderzoekers van het OOIS kon worden ondervraagd omdat het gerechtelijk onderzoek toen nog niet was, en en ook nu nog niet is, afgerond.
Ook dat van die acht getuigen diende met een flinke korrel zout te worden genomen. Bleek dat die acht getuigen werknemers waren van het seinhuis in Brussel-Zuid, van waaruit het rampsein werd bediend. Wilden deze mensen zichzelf uit de wind zetten of wilden ze in de belangstelling komen ? Wie zal het zeggen, maar het conclusie was op zijn minst overhaast te noemen. Wat ze hebben gezien, is dat op hun beeldsscherm de ramptrein het rode sein is voorbijgereden. Achteraf is er wel twijfel gerezen of wat ze op hun beeldscherm zagen, overeenstemde met de situatie te velde.
De twijfel was zelfs zodanig groot dat het gerecht het betrokken sein een tijdlang liet observeren door een videocamera. Een niet bevestigd gerucht stelt dat tijdens deze observatieperiode wel degelijk onregelmatigheden werden vastgesteld. Het onderzoeksrapport van het OOIS maakt dan weer melding van een te zwakke lamp in het sein, dit als gevolg van een te lage elektriciteitsspanning. Meteen werd daar wel door het OOIS aan toegevoegd dat de zichtbaarheid van dit sein niet ter discussie werd gesteld.
Maar de omstandigheden waarin het spoorongeval kon gebeuren, blijven heel vreemd. Zo werd de treinbestuurder van de ramptrein 590 meter voor het perron van Buizingen bij middel van twee gele lichten ervan verwittigd dat het volgende sein, 335 meter voorbij het perron van Buizingen op rood kòn staan, een boodschap die de treinbestuurder heeft opgemerkt en heeft bevestigd bij middel van de veiligheidsinstallatie van de trein.
Een niet uit de lucht gegrepen hypothese is dat de betrokken treinbestuurder tijdens zijn halte in het stationnetje van Buizingen vergeten zou zijn dat hij eerder een waarschuwingssein zou hebben gekregen, maar die hypothese wordt meteen onderuit gehaald door de vaststelling dat de treinbestuurder het volgende sein, dat volgens sommigen op rood stond maar wat door de treinbestuurder werd ontkend, terwijl hij in het stationnetje van Buizingen stilstond, in een rechte lijn op 335 meter voor zich zag.
Indien het seinbeeld te zwak zou zijn geweest, dan had hij het uit veiligheidsoverwegingen niet voorbij mogen rijden. En dat hij in dergelijke omstandigheden dat rode seinbeeld niet zou hebben opgemerkt, is al evenzeer heel vreemd.
Volgens het onderzoeksrapport van het OOIS reed de trein 60 km per uur op het moment dat hij dat zogenaamde rode sein voorbijreed en bleef de trein ook voorbij dat sein verder versnellen. 60 km per uur is voor een trein echt niet snel en al die tijd niet opmerken dat men een rood sein nadert en voorbij rijdt, blijft verbazen. Anderzijds wijst niets op een ingrijpen vanuit het seinhuis in Brussel-Zuid waardoor dit sein nog op het laatste moment van groen op rood zou zijn gesprongen.
Het blijft een raadsel waar ook het gerecht nog niet uit blijkt te zijn. Op basis van het antwoord van toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) op enkele parlementaire vragen berichtte De Standaard van 14/10/2011 dat het gerechtelijk onderzoek naar de treinramp in Buizingen in de laatste rechte lijn zat: “De onderzoeksrechter wacht nog op de laatste verslagen van een college van experts, die hij in november of december moet krijgen. Die experts hebben begin deze maand samengezeten met de NMBS om resultaten over remtests te verkrijgen. Die stukken moeten nog worden toegevoegd aan het dossier”. Het heette toen dat het dossier eind 2011 zou afgesloten worden.
Toch liep dit gerechtelijk onderzoek minder vlot dan toen vermoed. Dezelfde krant meldde recent nog, in zijn editie van 12/02/2015 dat na vijf jaar dat gerechtelijke onderzoek nog steeds niet afgerond is. Nu heet het dat het gerechtelijk onderzoek eind dit jaar rond zal zijn.
En nog volgens de krant:
“Spoorwegmaatschappij NMBS, infrastructuurbeheerder Infrabel en een treinbestuurder werden vorig jaar in september in verdenking gesteld van onopzettelijke slagen en verwondingen met de dood tot gevolg.
De verhoren die daarop moesten volgen, hebben nu vertraging opgelopen. De onderzoeksrechter die het onderzoek voerde, Jeroen Burm, is met pensioen gegaan. De nieuwe onderzoeksrechter heeft tijd nodig om zich in te werken in het dossier en de verhoren te organiseren.
Het parket verwacht wel dat het dossier nog dit jaar door de raadkamer wordt behandeld. Deze moet beslissen wie wordt doorverwezen naar de rechtbank”.
Het blijft vreemd dat er vijf jaar na deze treinramp nog verhoren moeten worden afgehandeld. Waaruit mag geconcludeerd worden dat de schuldvraag toch niet zo eenvoudig op te lossen valt.
Omdat men onschuldig is tot het tegendeel is bewezen, of toch minstens tot men is veroordeeld, is het toch te kort door te bocht om in de Standaard van vandaag 16/02/2015 ongenuanceerd te stellen dat de betrokken treinbestuurder in de fout is gegaan door het rode licht te negeren. Dat de NMBS, Infrabel en de treinbestuurder in september 2014 in verdenking werden gesteld is alvast geen bewijs van schuld. Veel eerder is het wachten naar de doorverwijzing naar de rechtbank door de rechtbank en naar de rechtszaak zelf.
Dat sommigen zich onmiddellijk na de treinramp op dat vlak enigszins vergallopeerden, valt nog enigszins te begrijpen maar om met al het vorige in het achterhoofd, zoveel jaren na de feiten zonder het proces af te wachten, met een beschuldigende vinger naar de betrokken treinbestuurder blijven wijzen, is er mijn inziens te veel aan wegens tè kort door de bocht !
Nico Callens