‘Wel geen zondagse kleren aandoen, want de poetsvrouw is er al meer dan 10 jaar niet meer langs geweest. En heel voorzichtig zijn, want er zijn heel wat openingen in de vloeren waar vroeger silo’s zaten.’ Dat zijn de instructies die ik vooraf krijg. Vandaag gaan we namelijk doen aan urban exploring, kortweg urbex.
Via het internet ben ik in contact gekomen met Jeroen. Hij heeft als hobby urban exploring. Wikipedia omschrijft dit als het bezoeken, fotograferen en documenteren van infrastructuur gemaakt door de mens, meestal verlaten gebouwen of niet openbaar toegankelijke locaties. Hoewel urban het Engelse woord voor stedelijk is, kan dit ronddolen in leegstaande fabrieken, scholen, ziekenhuizen en zo meer evengoed op het platteland gebeuren.
Jeroen heeft al meer dan tien van dit soort gebouwen bezocht en kent de fabriek waar hij mij mee naartoe zal nemen op zijn duimpje inmiddels. Op het eerste gezicht lijkt het gebouw hermetisch afgesloten, maar Jeroen weet de maas in het net. Het is gewoon een kwestie van ongezien binnen geraken. “We moeten maar niet te veel opvallen en argwaan wekken.” We komen onderweg mensen tegen in de buurt, maar geen van hen besteedt er aandacht aan dat wij foto’s maken van de buitenkant van het gebouw. Als we niemand meer zien of horen is het moment daar. Het vergt enige lenigheid en klimwerk, maar dan staan we ineens binnen.
Vooraf heeft Jeroen mij enkele richtlijnen meegegeven voor een geslaagd bezoek. De eerste was het kledingadvies, maar er volgden er nog. “Om te fotograferen heb je zeker je statief nodig, want veel licht is er niet. In het echte binnenste is het zelfs stikdonker, maar ik breng een goeie zaklamp mee. Je mag gerust mijn statief gebruiken als het jouwe te groot is.”
‘De poetsvrouw is hier al 10 jaar niet meer geweest’
Maar voor we aan foto’s maken beginnen, gaan we eerst helemaal naar de bovenste verdieping. Zo dalen we dan stilletjesaan weer af naar beneden. Verdieping na verdieping struinen we langs verlaten machines, door glasscherven en duivenuitwerpselen. Het is soms uitkijken voor gapende gaten waarlangs je zo 10 meter naar beneden kunt vallen. Of een houten vloer die duidelijk is aangetast door houtworm of insijpelende regen. Soms worden we plots opgeschrikt door geluid, waardoor we onze stemmen dempen en ons op kousenvoeten voortbewegen. Om even later vast te stellen dat het duiven zijn geweest.
In het hart van het stoffige gebouw is het inderdaad pikkedonker. In een deel ervan komt de geur van verbrand materiaal je tegemoet. “Hier heeft een aantal jaren geleden een brand gewoed”,weet Jeroen. Ook hier is het oppassen geblazen om niet door de vloer te zakken, dus blijven we aan de rand staan.
Het gebouw wordt duidelijk niet alleen bezocht door urban explorers, maar ook door vandalen. Ramen zijn kapot geslagen, zekeringen uit een kast gerukt. Toch is het niet al kommer en kwel. Ook graffiti-artiesten komen zich hier uitleven, maar op een positieve manier. Op de muren staan soms echte pareltjes en zelfs filosofische beschouwingen. En blijkbaar is ook Kabouter Wesley hier geweest.
Urban explorers maken niet deel uit van een vereniging, maar hebben wel hun eigen ongeschreven regels. Die luidt dat je enkel voetstappen achterlaat en foto’s meeneemt. Een andere wetmatigheid is dat je niet zomaar je adresjes weggeeft. “Uitwisselen kan wel”, zegt Jeroen. De reden daarvoor is juist om te voorkomen dat de locaties bekend worden bij het grote publiek en dus bij vandalen of materiaaldieven.
Jeroen startte met urban exploring uit nieuwsgierigheid en ook voor de kick. “Maar die is er intussen wel wat van af. Je wordt ook steeds veeleisender. Je wilt gebouwen bezoeken waar je nog iets terugvindt. Een ziekenhuis met patiëntenadministratie bijvoorbeeld. Een fabriek waar de machines zijn achtergelaten in plaats van een lege loods.”
Een paar uur nadat we aan onze expeditie begonnen zijn, staan we weer buiten. Ook dat lukt ongezien. Nog een paar foto’s maken van de gevel, geen mens die dat bizar vindt.
Op deze post kwam er nog een vervolg met de titel: “Alexis, waar ben je gebleven?”